L'Amico Fritz in Heerlen

Suzel - T.Karlsen
Beppe - Y.Schiffelers
Fritz Kobus - A.Poddighe
David - P.Nievelstein
H.Ruyl, H.Claessensen R.Janssen
Dirigent - W.Trommel
Regie - R.Suchsdorf
Zaterdag 23 juni 1984

Een lovenswaardig initiatiefvan de opera-afdeling van het Maastrichts Conservatorium is het de leerlingen-uitvoeringen een grotere allure te geven, met volledige werken, een volwaardig orkest, een grotere schouwburg. Kortom: het worden werkelijke uitvoeringen, die het nut hebbende leerlingen theaterroutine te geven, en het publiek d kennis van het repertoire te verrijken. De keuze van Mascagni’s “L’Amico Fritz” was een bijzonder goede. Slechts vier hoofdrollen, drie bijrollen, het kleine koor alleen achter de schermen, een eenvoudige enscènering, en daarbij een daad, daar dit werk ten onrechte hier vrijwel onbekend was. Men had zich echter wel eerst moeten informeren voor men het als “Nederlandse Première” aankondigde. Dat het al in 1907 onder de komponist zelf was opgevoerd was volmaakt verleden tijd, maar men had toch wel kunnen weten dat de Nederlandse Opera het op 16 april 1964 in Amsterdam gegeven had! Een uitvoering die ik bijwoonde zodat een vergelijking mogelijk was. Een vergelijking die de operaklas in vele opzichten doorstaan kon. Bovenal door de frappante uitbeelding van de rabijn David door Piet Nievelstein, die verre de meerdere bleek van zijn Italiaanse voorganger. Nievekstein’s stem is gerijpt tot een volle sonore bariton, die voorbeeldig van draagkracht is.Zijn tekst kwam glashelder over, en zijn uitbeelding van deze karakterrol was haarscherp. Hij heeft nu het stadium bereikt waarin hij een vooraanstaande post aan ieder respektabel Operagezelschap verdient. Niet minder verrassend was de Beppe van Yvonne Schiffelers. deze travestierol wordt bijna altijd te jong gespeeld, als een knaapje. Maar uit de tekst blijkt dat deze zigeuner de liefde al gekend heeft. Fritz mag dan al wel een weldoener van kinderen zijn, zijn protegé Beppe hoort niet in die kategorie. Dus kreeg hij de allure van een echte zigeuner, kompleet met snor,  waarrdoor de figuur veel meer relie kreeg dan indertijd in Amsterdam. En ook vokaal viel Yvonne Schiffelers op door een warme gloedvolle alt. Naast beide de titelrol van Andrea Poddighe, misschien iets te jong gekarakteriseerd. Maar misschien komt dat doordat Fritz doorgaans door rijpere (en zwaarlijverige!) tenoren gezongen pleegt te worden. Ook hij (Andrea Poddighe) heeft frappante vorderingen gemaakt. De stem is een puur lyrische, met een echt Italiaans timbre. Zijn piano is van een pure klankschoonheid, en zijn totale interpretatie was in de goede traditie van een Schipa, Tagliavini en Di Stefano. Het is te hopen dat hij zich vooralsnog blijft bepalen tot het lichte lyrische genre, waarin hij nu al zulke opmerkelijke prestaties weet te leveren. Turid Karlsen’s stem bleek zelfs voor Heerlen te klein te zijn. Haar hoogte kwam welluidend door, maar in het lagere register raakte zij de grens van het onhoorbare. Dat was funest voor haar eerste aria: “Son pochi fiori” die bijna helemaal in de onderste helft van de stemligging blijft. Daarbij was zij gehandicapt door haar verwonderlijke kostuums, waarover ik zo dadelijk terugkom. De drie kleinere rollen waren goed, met Hub Claessens als uitblinker. Trommer dirigeerde het werk zonder veel affiniteit met Mascagni’s pastorale lyriek. Mijn bedenkingen golden de regieen bovenal de aankleding. Her eerste dekor voldeed. Het had binnenskamers moeten zijn, maar in de tuin kon het ook. Maar de tweede akte had hetzelfde dekor, en dat was volkomen fout. Want waar de eerste en derde ten huize van Fritz Kobus
spelen, is de tweede op de pachtboerderij die hij bezoekt. Nu werd de tekst een volkomen paskwil. Hoe kan Suzel Fritz verwelkomen in zijn eigen huis? Dat eenheidsdekor zorgde er ook voor dat de opera ten onrechte een enigszins monotoon karakter kreeg. Maar erger: hebt U ooit kersen als klimop tegen een huis op zien groeien? Dit botanisch wonder kon men hier anschouwen. Het juiste dekor hier (makkelijk te realiseren geweest) was de binnenplaats van de boerderij, waar de kersenboom boven de muur uitsteekt en suzel op een ladder de kersen plukt die ze Fritz zal aanbieden. Dan speelt de opera in de Elsass (Alsace), en daar hebben we niets van gemerkt. Suzel zou een Elsasser kostuumpje geflatteerd hebben. Maar in de laatste akte kreeg ze nota bene een avondjurk in empire-stijl aan met een SLEEP. Tosca zouer zich in haar tweede akte in thuisgevoeld hebben. Er was zelfs een aanzienlijk decolleté! Dat voor een boerenmeisje! Een huwelijksjurk kon het ook niet zijn, want die zijn nooit bruin, en zeker niet in die stijl. Daarbij komt Suzel eerst nog Fritz’s toestemming vragen. Ze moet dus gewoon net als eerder haar flatteuze Elsasser jurkje aanhebben, dat ik node gemist heb. mijn laatste vraag: waarom EEN voorstelling, alleen in Heerlen?Deze kleinschalige opera zou het in de Maastrichtse Bonbonnière véél beter gedaan hebben. Waar dat de thuisbasis van de operaklas isdenk ik dat dit wellicht te zeer voor de hand lag.

Leo Riemens  1984

Bekijk Opera