La Fanciulla del West in Luik


Minnie - A.Antoine
Ramerrez - V.Mirakian
Jack Rance - E.Nova
Nick - D.Houbrechts
Sonora - M.Vanaud
Ashby - C.Coad
E.a.
Muzikale leiding - L.Martelli

Luik, november 1982. Hoe zou het toch komen dat bepaalde opera’s tientalle jaren verwaarloosd en vergeten worden, en dan plotseling zo in de mode komen dat ze overal weer ten tonele verschijnen? De laatste jaren beleefden we dat verschijnsel o.a. met “Werther”, “Don Carlos”, en nu gaan de ‘Contes d’Hoffmann” in één seizoen in Luik, Aken, Amsterdam en Parijs! Puccini’s “La Fanciulla del West” was een werk dat vrijwel niemand van ons ooit gezien had. De enige opvoering in Nederland was al in 1912 geweest, door de Italiaanse Opera. Zó lang geleden dat zelfs Amsterdam eerst meende dat we daar vorig jaar met een Nederlandse première te maken hadden. En vlak daarop komt nu ook Luik daarmee. Gelukkig, mag ik wel zeggen! Want de opvoering in Amsterdam moet wat de regie betreft een aanfluiting geweest zijn. Ik kende de stijl van deze regisseur van zijn “Rake Progress”, en was gewaarschuwd. Ik heb geen lust mijn goede geld uit te geven om mij een avond grijs te zitten ergeren. En hoewel ik de “Fanciulla”altijd had willen beleven (de wereldpremière had precies één week na mijn eigen geboorte plaats!) besloot ik resoluut er niet heen te gaan. Daarvoor werd ik binnen ‘t jaar beloond door Luik, die het werk in alle opzichten revanche verleende. Ik heb geen woorden van lof genoeg voor de nog jeugdige regisseur Luc Dessois die het werk zo monteerde als het hoorde. Dit was de “Fanciulla” van David Belasco, en van Puccini, en niet een experiment van een regisseur die blijkbaar een hekel aan de operakunst heeft. Regisseurs als Dessois mogen door de directie in ere gehouden worden, in deze tijd waarin de opera door bepaalde lieden in punkstijl wordt aangekleed! Martelli, de oudgediende van Gent, was een geroutineerde muzikale leider. Dan hadden we in Vahan Mirakian een echte lirico spinto in de rol die voor Caruso geschreven was. Een ontdekking was de bariton Ettore Nova. “Nomen est ómen”. In de dertiger jaren had Italië een heldenbariton die Ettore Nava heette. En Nova’s stem was van hetzelfde kaliber, een echte dramatische bariton, die ik zonder bedenken een Scarpia zou toevertrouwen. En als altijd had Luik weer een keur van exellente kleine rollen, met bovenal de Sonora van Marcel Vanaud, die inderdaad sonoor was, een even markante Bello van Armand Battel, de altijd opmerkelijke Bruce Kelly en een verrassing in de bas Conal Coad (waar komt die vandaan?) als Ashby, een artiest die ik meer in Luik hoop te horen en te zien. Eindelijk dan kreeg ik gelegenheid de “Fanciulla” te beleven. Niet Puccini’s sterkste werk, niet zijn meest direkt aansprekelijke. Nu blijf ik nog wachten tot “La Rondine”eens aan de beurt komt. Die is nog altijd nooit in Nederland geweest (België weet ik niet).

Leo Riemens  1983

Bekijk Opera