Norma in Scheveningen

Feitelijk was de excursie naar Scheveningen de eerste “echte” van de Limburgse Opera Vereniging. De drie voorafgaande naar Luik waren in het kader van het daarvoor genomen abonnement, waaruit de vereniging ontstaan is. Twee-en-twintig leden hadden aan de oproep gehoor gegeven om hun Tweede Kerstdag te gebruiken om in Scheveningen Bellini’s Norma bij te wonen. Feitelijk te weinigen en diegenen die deze gelegenheid verzuimden hebben iets gemist wat niet spoedig terug kan komen. Hoe dikwijls in een mensenleeftijd hebben wij gelegenheid Norma te horen in een dergelijke ster-bezetting en dan nog wel in eigen land? Wijselijk had het bestuur er van afgezien de reis per bus te maken. Het verkoos de trein. En wij mogen van geluk spreken dat de voorstelling niet een week later was, of dat de strenge winter niet een week eerder had ingezet en we de legendarische “witte Kerst” gehad hadden. Nu troffen we nog normaal behoorlijk weer en hadden een voorspoedige reis. Het operagebouw in Den Haag is feitelijk een symbool voor de noodtoestand waarin de opera in Nederland verkeert. Kan men in Amsterdam tenminste nog af en toe beschikken over de Stadsschouwburg, in Den Haag is met het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen de traditionele operazaal verdwenen (en zelfs die was allerminst ideaal). Men moet nu kiezen tussen het Congresgebouw en ....... het Circustheater. Die naam alleen al wekt in het buitenland bevreemding en lachlust. Dat men opera speelt in een verbouwd circus is geen schande. In Amsterdam waren de meeste Italiaanse Opera opvoeringen in Carré. Maar niet in “Circus” Carré maar in het “Theater” Carré. Kortweg in Carré. Het lijkt mij een enorme psychologische fout om halsstarrig dat “Circus” bij de naam van dit gebouw te blijven betrekken. Het is geen circus meer, en verdient een nieuwe en passende naam. Nu ja, “verdient”? Ten eerste is de ligging ervan zo excentrisch dat een bezoek eraan aan een expeditie grenst. Ik waag het niet er aan te denken wat zo’n tocht in een periode van sneeuw en ijs moet betekenen. Een operagebouw moet centraal in het hartje van een stad liggen en niet in een voorstad die nog altijd bij een andere naam genoemd wordt. Het is haast hetzelfde of Amsterdam die altijd maar weer uitgestelde opera-schouwburg dan tenslotte maar in Zandvoort zou plaatsen. Ten tweede het uiterlijk. Niets aan het gebouw lijkt op een schouwburg. Zelfs niet meer op een circus. Voor degenen die het nooit gezien hebben kan ik het ’t beste beschrijven als een ingezakte gashouder. De entrée ervan is jammerlijk. Een kleine deur ergens opzij met daarachter een portaaltje waar het publiek zich staat te verdringen voor de twee loketten. De zaal op zichzelf is behoorlijk. Maar zodra het pauze is moet men rennen om de enige foyer te bereiken. Daar moet men een houten trapje voor afdalen en komt dan in een ruimte die niet groter is dan het al genoemde voorportaal en waar hooguit een man of dertig bevoorrechten (die snel ter been zijn) kunnen zitten. De anderen duizend moeten zich verpozen in de gang rond het theater. Andere recreatieruimte is er niet. Deze ontboezeming moest mij van het hart. We horen altijd weer van de noodzaak van een operagebouw in Amsterdam. Maar Amsterdam heeft tenminste de Stadsschouwburg (de Haagse is voor opera te klein en onrendabel), en ook nog altijd Carré dat een lange en roemrijke operatraditie heeft. Den Haag heeft alleen dit noodtheater in Scheveningen (wat in feite Den Haag niet is) en verder het Congresgebouw (wat gelijkstaat met het RAI-Gebouw in Amsterdam). Niet alleen K&W is in Den Haag weg. De Prinsesseschouwburg werd gebombardeerd, Scala werd roemloos opgeslokt door de Bijenkorf, zelfs de Kleine Comedie is er niet meer. Als er één stad is waar een representatief operagebouw in het centrum behoort te staan dan is het Den Haag. Met al die doorbraken en troosteloze open vlaktes (zelfs een groot deel van de Parkstraat is omvergehaald) lijkt het me dat er plaats te over voor is! Eenmaal in de zaal gezeten vervallen al deze bedenkingen. En de Norma die de twee-en-twintig gelukkigen daar beleefden was van een kaliber dat op één lijn gesteld kan worden met een uitvoering in de Metropolitan of in Wenen (en aanmerkelijk beter dan in Covent Garden). De Operastichting scheen zelf niet te beseffen dat deze Tweede Kerstdag een verjaardag van Norma was. Precies op deze datum in 1831 had de première aan de Scala plaats, zodat zij haar 147ste verjaardag vierde. Voor mij had Norma nog een andere Kerstassociatie. Mijn eerste werkelijke Norma te tonele was eveneens op Kerstmis in Den Haag (K&W) door de Italiaanse Opera onder Mario Parenti. Voor wie het interesseert: de hoofdrollen waren Emilia Piave, Lucia Abrescia, Giovanni Brevario, Luigi Ferroni en Mafalda Chiorboli. Ik meen dat Flavio een Gino Barbieri was. Voor mij was Norma die dag dus 48 jaar oud. We kennen de Norma van Sutherland en Bonynge van hun plaatopname, maar wij beleefden een veel betere uitvoering dan deze.
Want wij hadden het geluk een veel betere bas en vooral een onnoemelijk betere tenor te hebben. En eerlijk gezegd was Sutherland bij ons ook beter bij stem dan enkele jaren geleden bij de opname. Zij heeft volkomen haar oude vorm teruggevonden en aan dramatische expressie daarbij gewonnen. Evenals bij Callas viel het mij op hoe haar stem in werkelijkheid nog fraaier en gaver klinkt dan op de plaat, een merkwaardigheid die karakteristiek is voor de meeste werkelijk grote zangers, terwijl minderen juist op de plaat beter klinken, en dan in werkelijkheid teleurstellen. Met een warm opkomstapplaus begroet (waar tref je dat tegenwoordig nog?) had zij direkt al haar vorm in het “Casta Diva”, aeterisch van klank, in de waarlijke grote traditie. Een verrassing voor velen die haar voor het eerst zagen was haar intensieve doorleefde spel. Ze bouwde de rol op tot de laatste climax en liet een overweldigende indruk na zoals alleen de allergrootsten dat bij machte zijn. Naast haar was de grote verassing onze Adriaan van Limpt als Pollione. Feitelijk per toeval in deze rol omdat er een buitenlander voor geëngageerd was (waarom?) die het af liet weten zodat van Limpt de rol in minder dan drie weken had ingestudeerd. Een betere Pollione zou ik ter wereld niet weten. Hij heeft een stralende heldentenor met een Italiaans timbre. Niet de Duitse heldentenor die baritonaal gefundeerd is, maar de echte stralende tenorale held, genre Lauri-Volpi (maar voller van klank). Het meest herinnerde hij mij aan Giovanni Zenatello, de tenor die in 1905 Toscanini’s breuk met de Scala veroorzaakte doordat deze weigerde een aria van hem te biseren tot ongenoegen van het publiek. En ook Zenatello was een beroemde Pollione. Ook kon ik de herinnering aan Hans Kaart niet van mij afzetten. De twee lijken uiterlijk enigzins op elkaar. Kaart was van huis uit acteur maar van Limpt’s stemmateriaal is nog edeler, nog stralender. En dan te denken dat deze zanger jaren lang de kleinst mogelijke rolletjes opgeknapt heeft, zelfs vorig jaar nog de comprimariorol van Cajus in Falstaff te zingen kreeg. Het TV operaconcours der NCRV was zijn grote doorbraak. Hij won er de tweede prijs maar Schwarzkopf gaf hem vocaal een gulle 10, een punt méér dan de eerste prijswinnaar (die op acteerpunten won). Nu heeft van Limpt al in Un Ballo, Norma, Carmen en Butterfly gezongen. Niets kan nu een wereldcarrière in de weg staan. Juist tenoren van zijn type zijn er momenteel niet. Domingo is baritonaal gekleurd, zou onmogelijk een Hugenoten, een Guillaume Tell of een Prophète kunnen zingen (en zelfs geen Pollione). Adriaan van Limpt’s stralende klaroengeluid lijkt mij ideaal voor deze werken die niet opgevoerd kunnen worden omdat er geen tenor meer voor was. Pollione is een vrij statische rol maar van Limpt maakte de figuur ten volle aannemelijk. Willard White,  platenverzamelaars bekend uit Treemonisha en Porgy & Bess) zong Oroveso. Een grote fraaie stem maar geen eigenlijke basse noble. Wat dat betreft werd hij in 1930 overtroffen door de oude Ferroni. Ik heb in deze rol te veel stemmen van Italianen in de oren (Pinza, Vaghi, Pasero, Ferroni, Luppi, De Angelis), miste hier het fluweel in de stem, de warmte. Huguette Tourangeau was een opvallend lichte Adalgisa zo als het behoort. Feitelijk is dit een sopraanpartij (de eerste Adalgisa was Giulia Grisi, die kort daarna zelf de Norma zong), en zij hield haar stem opvallend licht getimbreerd zodat precies het juiste kontrast met Norma ontstond, en zij ook naar stemkleur de jongere bleef. Iets wat lang niet altijd gebeurt als alten deze rol zingen. Ook zij was uitzonderlijk goed bij stem en wekte nieuwsgierigheid naar haar geheimzinnige plannen in het komende jaar waarover zij zich dubbelzinnig uitlaat. Kan het zijn dat zij de sopraankant uitgaat? Het leek mij dat haar Adalgisa daar een aanwijzing voor is. De Flavio van Henk kooymans was naar behoren. Onbevredigend was alleen de Clothilde van de Finse (?) Urpu Nuottamo. Waarom voor dit rolletje een buitenlandse gast moest komen is mij een raadsel. Er zijn genoeg Nederlandse zangeressen in het gezelschap (en de Opera Studio) die er bepaald méér van gemaakt zouden hebben. Zelfs van Chiorboli heb ik na 48 jaar sterkere herinneringen, hoewel dat een comprimaria was die alleen kleine rolletjes placht te zingen. Zelden heb ik in Nederland een enthousiasme beleefd als tijdens en na deze uitvoering. Er was een stemming in de zaal die kennelijk oversloeg naar het toneel. Ontelbaar was het aantal keren dat allen samen of afzonderlijk voor het doek moesten komen en laat ik vooral Richard Bonynge niet vergeten die Norma met zoveel liefde en eerbied dirigeerde, en natuurlijk volledig, zonder de eigenwijsheid van Silvio Varviso die er hele stukken uit weg pleegt te laten. Na afloop bood het bestuur van de Limburgse Opera Vereniging Joan Sutherland voor haar verzameling operasouveniers een zeldzaam sierbord aan dat in Maastricht door Regout rond de eeuwwisseling vervaardigd was, het Teatro Nacional in La Plata (Argentinië) voorstellend. Een der weinige theaters ter wereld waar Sutherland nog niet gezongen bleek te hebben. Dat theater op het bord ziende verwondert men er zich wel over dat daar in La Plata wel het klassieke grote operagebouw staat dat wij in Nederland nog altijd moeten missen! Is er iemnd onder de leden die weet of dit bord van Regout incidenteel was of dat er een serie zulke operagebouwen bestaan heeft? Als tweede Kerstgeschenk (tweede Kerstdag is en Engeland Boxing day, de pakjesdag) was een grote antieke foto van Hariclee Darclee, de eerste Tosca, met een speciaal opschrift van een bewonderaar. Beide geschenken vielen zowel bij Joan Sutherland als haar echtgenoot Richard Bonynge bijzonder in de smaak en werden hogelijk gewaardeerd. En daarna, om Falstaff te citeren, “tutti andiamo a cena”. Want de reis was ‘smorgens om 9 uur begonnen, tijd om tussentijds te eten was er niet en inmiddels was het bij half 7 geworden.  In Scheveningen was niets open of alles vol, zodat het gezelschap zich naar het gerenommeerde Indonesische restaurant “Garoeda”op de Kneuterdijk begaf waar het gezamelijk een exotisch Kerstdiner genoot in de vorm van de meest uitvoerige en best verzorgde rijsttafel die ik (als expert op dit gebied) ’n lange tijd niet meer heb voorgezet gekregen. Een genoegen dat ik helaas in Maastricht node moet ontberen. Het was alles te samen meer dan een grootse operavoorstelling. Het was een onvergetelijke vakantiedag waar we lange jaren naar terug zullen denken.

Leo Riemens 1979

Bekijk Opera