Boheme., La

R.Scotto - A.Kraus
C.Neblett - S.Milnes
M.Manuguerra - P.Plishka
R.Capecchi - I.Tajo - e.a.
National Philharmonic Oechestra
J.Levine
EMI 1C 165-03807/08  2lp
 
De vijftiende complete Bohême in mijn collectie. Er kunnen er natuurlijk altijd bij. Aan het werk voegt daar niets aan toe, want er worden in deze opera nooit coupures gemaakt, en er is slechts één versie van. De enige reden is een nieuwe bezetting. En dan stelt het teleur als daar doublures in zitten. In dit geval twee der hoofdrollen. De grote winst is de Rodolfo van Alfredo Kraus. Hij is werkelijk een dichter, romantisch en poêtisch, fijn van toets, en met een genuanceerde dictie. Geen bravourzanger met een overweldigend stemgeluid, maar een zanger in de traditie van Schipa en van een tenor der vijftiger jaren die onderschat en vergeten werd: Giacinto Prandelli. Maar waarom ten tweede male Scotto? Zij begon als coloratuur, begon toen een tweede carriere in het veristische vak, die glorieus inzette. Maar toen ging zij te zware rollen zingen (Abigaile in Nabucco) en dat is zich gaan wreken. Haar hoogte heeft geleden. In hoge forte passages heeft zij nu een Callas-achtige tremolo gekregen omdat zij zich gaat forceren. Zij heeft de rol in haar beste tijd al op DGG gezongen. Als die opname er niet was zouden wij dankbaar zijn ook haar Mimi op de plaat te hebben, maar nu was het overbodig. En alweer Milnes als Marcello, een rol die hij ook al op RCA gedaan had. En ook daar had hij als Schaunard iemand die zijn meerdere was, daar was het Sardinero, hier Manuguerra. Ik ben dankbaar dat die rol zo luxe bezet is, maar in beide gevallen vraag ik mij af waarom die twee niet Marcello gezongen hebben. Milnes heeft een mooie stem, naar hij mist de warmte en hartelijkheid die Marcello moet uitstralen. Nieuw is Plishka als Colline, maar ook hij komt niet uit de verf. Winst daarentegen is de Mussetta van Carol Neblett, eindelijk weer een dramatische sopraan in die rol, zo als het behoort, in plaats van een dunne schelle soubrette. En het was een trouvaille de twee karakterrolletjes van de huisbaas en Alcindoro te geven aan twee veteranen, Italo Tajo (65) en Capecchi, die eens Colline en Schaunard geweest zijn. James Levine heeft blijkbaar meer interesse voor de humor van het milieu dan voor de romantiek. De tweede acte springt er uit, evenals de eerste helften der eerste en laatste. De romantische tederheid ligt hem aanmerkelijk minder. De beste all round Bohême blijft onder Beecham.

Leo Riemens  1980

Bekijk Opera