Manon

I.Cotrubas - A.Kraus - G.Quilico
C.Burles - C.Alliot-Lugaz - M.Mah
J.Frémeau - G.Raphanel - e.a.
Koor en orkest van het Capitole, Toulouse
M.Plasson
HMV 1C 167 (1731413)  3lp

Precies synchroon met de uitvoeringen in Luik komt deze nieuwe opname van Massenet’s “Manon”. Hoog tijd, want er waren er verrassend weinig. Ook op de plaat wordt het Franse repertoire nog altijd zwaar verwaarloosd. En toch was er al vóór de elektrische opnamen een complete “Manon” op Pathé met niemand minder dan Fenny Heldy. Een document dat helaas nog altijd niet op LP verdoekt is. De oudste op Decca was een mislukking. De producer meende dat de gesproken delen vervangen moesten worden door een (Franse) verteller. Op de uitlegavond heeft men kunnen ervaren hoe hinderlijk die was, en hoeveel afbreuk dat aan de stijleenheid van het werk deed. Het geniale van Massenet was juist dat hij de voorgeschreven gesproken teksten van de opéra-comique (ook “Carmen” heeft ze!) tegen een muzikale achtergrond liet spreken (en dan nog zo weinig mogelijk). Daardoor loopt het werk muzikaal door, en kan het ook op niet-Franse tonelen worden uitgevoerd. Jammer van Janine Micheau, die daar een uitmuntende titelrol zong. Daarna kwam de HMV (een kwart eeuw geleden al) onder Monteux, met Victoria de Los Angeles, fraai zingend, maar zonder de juiste Gallische stijl er voor te hebben, naast een te lichte tenor van Henri Legay. De rest van de bezetting was voorbeeldig. De enige meer recente (ook HMV) had juist een omgekeer-de bezetting. Daar was Beverly Sills te licht voor Manon, haast schraal van klank, en hoegenaamd niet Frans. Maar daarvoor hadden we dan ook de ideale Des Grieux in Nicolai Gedda, een frappante comte van Gabriel Baquier, de beste Bretigny van de rasartiest Michel Trempont, en een wat te zware en donkere Lescaut van Gerard Souzay. Dirigent was hier Jules Rudel, ook niet mijn eerste keus voor Massenet. Tegen die achter-grond is de nieuwe HMV (merk-waardig hoe het daar al de derde is, terwijl de anderen nog altijd achter-blijven) in bijna alle opzichten de beste. Plasson is dan wel geen Monteux (die Massenet zelf nog gekend had), maar hij heeft wel de juiste Franse toets voor het werk, dat hij dan ook ongecoupeerd uit-voert. Cotrubas vindt de juiste synthese tussen dramatiek en gratie als Manon, zonder echt de illusie te scheppen die blijkbaar alleen ras-echte Franse sopranen er in kunnen geven. Ik voor mij geef de voorkeur aan “onze” André Francois, die veel meer de sfeer had van haar voorgangsters, die het werk in Parijs gehad heeft. Wat dat betreft staat Cotrubas gelijk met Victoria de los Angeles, en ik stel haar interpreta-tief zelfs nog hoger. Wat zouden we er in Luik voor gegeven hebben als we daar een Alfredo Kraus als Des Griex gehad hadden. Het is toch eigenlijk tragisch dat deze man die in retrospectie de grootste lyrische tenor van zijn generatie gebleken is, zo lang nagenoeg zonder opnamen bleef. Nu hij de zestig begint te naderen komt hij eensklaps aan de beurt, en feitelijk is het al bijna te laat. Evenals Gedda heeft hij zijn stem wonderbaarlijk geconserveerd. Men zou kunnen zeggen dat hij nog voor tachtig of zelfs vijfentachtig procent in takt is. Maar een jaar of tien geleden, vijf jaar zelfs, klonk hij gaver dan nu. Als we hem ooit ten tonele persoonlijk willen horen, dan moet het NU zijn. Een tenor gaat niet eeuwig mee (dat scheen alleen Lauri-Volpi, Urlus en Karl Erb gegeven te zijn. Niemand kan beweren dat de opnamen van Gigli en Schipa op hun zestigste even gaaf waren als hun vroegere). Al met al is hij een dichterlijke en sensitieve Des Grieux, en iemand die iedere fase van de rol tot een evenement maakt. Gino Quilico (de zoon van Louis Quilico) is een lichte Lescaut zoals het behoort. Het is in Frankrijk DE standaardrol voor de zogenaamde “bariton-martin”, de lichte tenorale, zoals Bruce Kelly dat ook in Luik was. Gérard Souzay was veel te donker voor deze rol. José van Dam is op hetzelfde hoge plan als de Comte van Bacquier. Het is een korte rol, en als men (zoals in Italië en aan de Metropolitan) de Cours-La Reine scène weglaat en hem zo van zijn ontroerende gesprek met Manon berooft zelfs een ondankbare. Maar met zulke artiesten wordt het een van de hoogtepunten van het werk. De kleine rollen zijn stuk voor stuk excellent. Trouwens, het is een homogene bezetting uit Toulouse, dus met uitzondering van Cotrubas en Kraus (die beiden echter uitmun-ten in hun Franse stijl), volledig Frans. En een ingespeeld ensemble! Juist nu we het werk pas in Luik gezien hebben is het fascinerend het thuis te kunnen horen, die prachtige decors en kostuums weer voor ogen te toveren en ….. te ervaren dat met uitzondering van de onfortuinlijke tenor die uitvoering daar nergens onderdeed voor wat hier in Toulouse voor de hele wereld werd vastgelegd.

Leo Riemens  1984

Bekijk Opera