Turco in Italia, Il

M.Caballé - J.Berbié - S.Ramey
L.Nucci - E.Dara - E.Palacio
P.Barbacini
Ambrosian Chorus
National Philharmonic Orchestra
R.Chailly
CBS D3 37859  3lp

Dit is pas de tweede opname die van dit werk verscheen. De eerste was dertig jaar geleden onder Gavazzeni op Columbia, met Callas, Gedda, Stabile en Rossi-Lemeni. Hij besloeg daar vijf kanten. De nieuwe zes, en dit is dan ook de eerste volledige. Niet alleen dat, maar de versie is ook een getrouw beeld van Rossini’s partituur, gesponserd door de Fondazione Rossini in Pesaro. En dan spijt het mij te moeten zeggen dat ik de oude verre prefereer. Het is toch merkwaardig. In een tijd waarin regisseurs zich ALLES met een werk menen te mogen veroorloven, dwars tegen alle bedoelingen en wensen van de komponist en dichter in (om te zwijgen over die van het betalende publiek), wordt men muzikaal zo fel op de noten als een dogmatisch gereformeerde op de letter van zijn bijbel. Die letter is dan belangrijker dan de geest, want evenals bij de “Barbier” kan ik hier van Rossini’s humor en charme weinig terugvinden. Men zou denken dat die twee opnamen gelijk waren opgenomen. De “Barbier” kwam echter uit Milaan, deze (in geheel Italiaanse bezetting) uit Engeland. Het maakt geen verschil, want Chailly is eenvoudig geen Rossini-dirigent. Oh!, als Carlo Maria Giulini hier voor dit ensemble gestaan had! Toch zijn de solisten hier, op één uitzondering na beter dan in de “Barbier”. Die uitzonde-ring is verwonderlijkerwijze Caballé. Evenals Horne een misbezetting. Voor mij is Caballé momenteel een der allergrootste diva’s, maar met de uitbeelding van deze Donna Fiorilla weet ze geen raad. Ze zingt haar aria’s perfect, en het stemtype is ook het juiste, maar zij mist die specifieke Rossini stijl, die een Supervia kenmerkte, en merkwaardigerwijs ook een Callas bezat. Als men de twee opnamen vergelijkt dan sprankelt en tintelt alles bij Callas, en blijft Caballé interpretatief vlak en glad. In iets mindere mate is dat ook het geval met Samuel Ramey. Rossi-Lemeni had vokaal zijn schaduwzijden, maar hij was op en top de Turk Selim. Geen wonder, als men beseft dat hij zelf half Turks was! Dan is er de rol van de dichter Prodecimo, waarvan Scipio Colombo me eens zei dat het een rol was waarmee weinig eer te behalen was. Maar hoort U eens wat de toen al 67-jarige Stabile van die rol maakte, ieder woord precies op zijn plaats, de voordracht flonkerend als de facetten van een geslepen brilliant! Leo Nucci zingt met meer en fraaier stem, maar blijft in dezelfde vlakke stijl als Caballé. En dan ga ik Chailly er van verdenken dat hij de voornaamste schuldige is. Hij heeft zo zijn eigen gladde opvatting van Rossini, en daar moeten de zangers zich naar voegen. Met een Supervia, een Callas, een Stabile zou hij direct hoge woorden gekregen hebben! Wederom is Enzo Dara de beste in de bezetting, de enige hoofdrol die uit de verf komt. En Ernesto Palacio die de eerste tenor-rol zong (op de oudere opname was dat Gedda) toont zich een heel wat beter Rossini-zanger dan zijn collega Barbacini in de “Barbier”. Palacio heeft tenminste charme, al mist hij de techniek van Gedda (om te zwijgen van Rossini-tenoren als Monti, Tagliavini en Schipa). Ik vraag me af waarom CBS HEM niet voor de “Barbier”gekozen heeft. Want Barbacini zingt hier de tweede en veel kleinere rol (op de oude opname was dat Di Palma, die ook daarin veel persoonlijker was). In deze rol past hij veel beter, liever gezegd: hij kan minder bederven. Ik ben dankbaar gestemd dat eindelijk een volledige en korrekte opname van dit werk bestaat, maar betreur het dat men er geen dirigent voor gevonden heeft die affiniteit met Rossini heeft, en voor de Fiorilla een zangeres die niet alleen een fraaie stem, hoge muzikaliteit en stijl heeft, maar daarnaast ook humor en charme, en dat zeldzame vermogen om een rol met haar stem uit te beelden. In ieder geval is hier vocaal alles perfect, terwijl Horne een indruk maakte die vergelijkbaar was aan het toevertrouwen van een rol als Roméo aan een zware bas.

Leo Riemens  1983

Bekijk Opera