Falstaff

K.Ricciarelli - J.Perry - T.Schmidt
C.Ludwig - G.Taddei - R.Panarai
F.Araiza - P.de Palma - F.Davia
H.Zednik
Weens operakoor en Philharmoniker
H.von Karajan
Philips 6769060  3lp

Bij Tosca schreef ik al hoe de oudere Karajan precies dezelfde allures van Toscanini op die leeftijd gaat aannemen. Ook hier weer is hij het middelpunt van de uitvoering, zozeer dat hij de fatale fout begaat het werk op vele plaatsen onder te bezetten. Daar komt bij dat het al zijn tweede opname van Falstaff is, en de eerste mij veel meer overtuigd dan de tweede. Komt het doordat Karajan daar de dienaar van het werk was, en hier de heer en meester erover speelt? Het komt ook door de betere ensemble bezetting, en door het feit dat (voor deze opera essensieel belangrijk) de zangers beter verstaanbaar waren door een dichtere plaatsing voor de microfoon. Dat schijnt bij stereo niet meer te kunnen, en deze is daarbij ook nog digitaal. Ik ben van dat systeem niet wèg. De dynamische contrasten zijn zo groot dat ze schommelen tussen haast onhoorbaar en oorverscheurend. Ligt het aan het systeem of aan Karajan, of is het een combinatie van de twee? Toscanini was de dirigent van de wereldpremière, en zijn opname blijft een waardevol historisch document. Maar op zijn hoge leeftijd (hij was toen 85) was HIJ Falstaff, plus Ford en Nanette en Fenton, en alle anderen. Hij koos opzettelijk zangers die de rol nooit eerder gezongen hadden, opdat ze precies ZIJN intenties konden vervullen. Het resultaat was een bezetting van marionetten zonder persoonlijkheid. En de enige uitzondering was Cloe Elmo (als Quickly) die deze rol WEL vele malen gezongen had. Bij Karajan herhaalt zich dit symptoon. Alleen heeft hij het geluk een doorgewinterde Falstaff te hebben in Giuseppe Taddei, die nu al 65 is, maar vocaal nog altijd in zijn beste vorm. Hij had deze rol al dertig jaar geleden ook voor Cetra gezongen, en vocaal is er enig verschil te bespeuren. Wel is zijn creatie in die jaren gerijpt, sappiger geworden. Van naturel al suggereert zijn stem meer lichaamsomvang dan Gobbi, die Karajan’s vorige Falstaff was. Taddei is het die deze uitvoering draagt. Panerai, Karajan’s eerste Ford, zong vorig jaar in Bregenz afwisselend met Taddei de Falstaff. Hij keert hier tot zijn oude rol terug. Maar waar Taddei vocaal onaangetast bleef, beginnen voor de jongere Panerai de jaren te tellen. Zijn eerste versie klonk frisser en krachtiger. Lichtpunt als altijd is de voortreffelijke De Palma als Cajus (ook in Bregenz). Araiza is een lyrische Fenton, maar Alva (bij Karajan 1) was beter. Zednik is mij niet idiomatisch genoeg. Davia kan er mee door als Pistalo. Wat de uitvoering doet teleurstellen is het vrouwenkwartet. Bij de vorige Karajan waren dat Schwarzkopf, Merriman, Barbieri en Moffo. En stuk voor stuk kwamen ze individueel uit de verf. Hier klinken ze alle vier hetzelfde, zonder individualiteit. De anders zo interessante Kabavanska is kleurloos, zonder sprankeling. Janet Perry als Nanetta begint zwakjes, haalt het later op, maar kan het niet halen bij de jonge Moffo (of bij Pagliughi op de oude Cetra). Trudeliese Schmidt’s Meg Page brengt wat kleur in haar rol, maar heeft er weinig gelegenheid toe. De fatale misbezetting is Christa Ludwig als Quickly. Ze heeft er gewoon de diepte niet voor, klinkt versleten en geforceerd. De grote Quickly van Toscanini aan de Scala was twintig jaar lang Elvira Casazza, die ik nog in de oren heb met haar Reverenza! Zoals Taddei’s Falstaff wortelt in de creatie van Stabile, zo hadden alle grote Quickly’s Casazza als voorbeeld: Elmo, Amalia Pini, en de beste na Casazza de onverwoestbare Fedora Barbieri. Zij zingt haar in de eerste Karajan en had haar dienen te herhalen. Ik prefereer Karajan’s eerste uitvoering boven zijn nieuwe, maar ben er dankbaar voor dat Taddei hier voor altijd waardig is vastgelegd (de oude Cetra is moeilijk verkrijgbaar en technisch wel erg oud).

Leo Riemens  1980

Bekijk Opera