Ernani

M.Freni - P.Doningo
R.Bruson - N.Ghiaurov
Koor en orkest van La Scala, Milaan
R.Muti
HMV 1C 1435843  3lp

Een uitgave waarover ik alleen met het grootste enthousiasme kan schrijven. Er waren weinig complete opnamen van dit fundamentele werk van Verdi. Eén op Cetra uit de oertijd, één overigens uitstekende oudere RCA (Leontyne Price, Bergonzi, Sereni, Flagello) onder Schippers; één live-opname uit de Metropolitan  der vijftiger jaren (overigens een interessante) en onlangs kwam er één bij uit Budapest , die ik nog niet heb kunnen horen. Het werd dus hoog tijd voor een representatieve nieuwe opname, en deze zal moeilijk te verbeteren zijn. Ten eerste is dit een “live”-opname, gemaakt tijdens de zes maal dat het werk aan de Scala werd opgevoerd. De best geslaagde delen van die avonden werden tot één ideale uitvoering samengevoegd. Men weet mijn voorliefde voor toneelopnamen: de zangers zijn in actie, beleven hun rol. Instinktmatig beleven ze die, terwijl ze er in de studio met de grootste moeite aan toe komen (zo al ooit). Ik had één opname van een avond geprefereerd voor de illusie, maar moet erkennen dat ik nergens kan horen dat de opnamen op verschillende dagen gemaakt zijn. Riccardo Muti is een dirigent die zijn zangers speling laat maken in nuances, riterdandi, fermaten. Zo hoort het, zeker bij Verdi! Schippers was een voorloper van Levine, een type metromonische dirigent (maar dan wel in de hoogste versnelling) waar ik moeilijk aan wennen kan. Dan hebben we hier ook een vrijwel ideale bezetting. Een zeldzaam toeval, als het geen voorbeschikking is. Bovenal Renato Bruson als Karel V. Hij moet beslist de platen van Battistini bestuderd hebben. Hij heeft diezelfde melancholieke noblesse. Deze Don Carlo is een volmaakte Grand Signeur, geen bulderende Verdi-bariton.Hij heeft grandezza en elegance, maar ook een weemoedige ironie. GRANDIOOS is mijn woord voor hem. Dan Placido Domingo, die van jaar tot jaar groeit tot een legende. Vreemd: bij veel tenoren zijn de vroegste opnamen de beste. Daarna begint een dalende lijn, bij de een vlugger dan bij de andere. Voorbeelden: Del Monaco, Di Stefano, Tagliavini. Men hoort precies uit welke periodes hun opnamen zijn. Bergonzi was absoluut constant, evenals Tucker. Maar bij Domingo vinden we het omgekeerde. Als ik zijn oudste platen doorspeel realiseer ik me waarom ik die destijds met weinig enthousiasme recenceerde. Hij had zijn stijl nog niet gevonden, klonk onpersoonlijk, en de stem zelf heeft sindsdien constant aan warmte en aan gloed gewonnen. Toen kreeg hij een periode waarin hij ALLES wilde zingen, ook wat hem hoegenaamd niet lag: Julien in “Louise”, “Parelvissers”, Wagner ……. Maar sinds een jaar of vijf heeft hij zichzelf gevonden. Hij schijnt nu te weten dat hij niet alles tegelijk kan zijn. Hij is de grootste levende Verdi-Puccini-Donizetti-tenor. En dat is méér dan genoeg. Een rol als Ernani is hem als op het lijf geschreven. Ghiaurov’s stem is niet wat hij geweest is. Maar Don Gomez da Silva is een oude man (un buon vegliardo) en daar past geen frisse jonge stem bij. Intrinsiek prefereer ik het timbre van de echte Italiaanse bas: een Luppi, Navarini, Pinza, Pasero, De Angelis. Maar die zijn uitgestorven. Ghiaurov is in de Chaliapin-traditie (evenals Christoff en Rossi-Lemeni) en die is ook valide. In ieder geval is hij een geloofwaardige en overtuigende Silva. Mirella Freni tenslotte. Het zou ondankbaar zijn haar een misbezetting te noemen.Daar heeft ze te veel mooie momenten voor, en ze is altijd een ras artieste die in haar eigen genre uniek is. Maar intrinsiek is dit niet haar rol. Zij is vóór alles een Puccini-zangeres. De moeilijke coloratuur-passages van haar grote aria klinken wat stroef, en voor haar heeft de tijd niet stilgestaan, wat in de hoogte merkbaar is. Dit is een rol voor een karakteristieke Verdi-sopraan, die de Leonora’s en Amelia zingt, maar dan wel gepaard aan de agiliteit van Traviata. Dat ras is dan wel nog niet geheel uitgestorven, maar dan wel al haast een beschermde diersoort geworden. Freni hoort in een andere categorie thuis. De opname is volledig, behalve de cabaletta van Silva’s aria, die dan ook ten tonele zelden of nooit gehoord wordt. Hij staat niet eens in mijn (Franse) partituur. Een vondst is de rugkant van het album: het programma van de Scala, ondertekend door allen, zo goed gereproduceerd dat ik bijna dacht dat het originele autogrammen waren.

Leo Riemens  1984

Bekijk Opera